Jemen
REISVERSLAG JEMEN – NOV. 1996
INLEIDING
Jemen ligt ten zuiden van Saoedi-Arabië en heeft als grenzen in het noorden Saoedi-Arabië, in het oosten Oman, in het zuiden de lndische Oceaan en in het westen de Rode Zee. Er zijn vijf typische streken in het land, nl,
– Het centrale bergland
– Het hoogplateau
– De kuststreek
– De woestijn
– De eilanden
Het is een van de prachtigste landen van het Midden-Oosten en het heeft bovendien een enorm aanbod van cultuur. Je waant je in de middeleeuwen en dat merk je aan de gebouwen, de ommuurde steden met stadspoorten die soms nog dichtgaan ’s avonds. Overal waar je heen kijkt zie je nog de originele bouwstijl zowel van privéwoningen als van openbare gebouwen. Je denkt dat je in Bokrijk bent. Bovendien zijn de mensen heel vriendelijk, niettegenstaande bijna alle mannen gewapend zijn met hun nationale dzjambia (kromdolk) en dikwijls nog een geweer om de schouder dragen.
REISVERHAAL
De vlucht met Gulfair verliep niet zonder problemen. Bij KLM waren wij te laat voor onze rechtstreekse vlucht. Alle plaatsen worden door touroperators maandenlang op voorhand opgekocht en er zijn niet veel vluchten naar Sanaa. Dan maar bij Gulfair geboekt via Nouvelles Frontières aangezien het tarief nogal gunstig is. Gulfair heeft ook een kantoor in Brussel (tel. 02/514.03.03). We hadden een stop met overnachting in Doha (Katar) in het Ramada Renaissance Hotel. Bij aankomst in Doha vertelde men ons dat het hotel volzet was. Er was geen enkel hotel in de stad noch in het land vrij omdat er een beurs was. Zelfs met een fax met de bevestiging van Gulfair Brussel kwamen wij niet verder. Wij moesten in een lounge op de zetels slapen. Daartegen protesteerden wij. Uiteindelijk werd beslist ons op een vliegtuig naar Bahrein te zetten. Toen wij in Manama aan de grond stonden, werden wij door het cabinepersoneel naar voor geroepen. Een van mijn reisko1lega’s struikelde over een reiskoffer en viel op een armleuning. Hij had een diepe snijwonde boven het oog en hij duizelde. De eerste zorgen werden verleend door een hulppost in Bahrein en we werden later met al onze bagage naar een kinderhospitaal gevoerd. Het was tegen middernacht en het zat er nog vol met moeders-met-kind. Onze reismakker kreeg enkele hechtingen en we konden zo rond 02.00 uur onze nachtrust nemen in het Metropole Hotel in Bahrein. Na een veel te korte nacht moesten wij verder met nog een tussenlanding in Abu Dhabi. We kregen een gratis lunch als excuus voor de vluchtperikelen. Uiteindelijk landden wij in de vooravond in Sanaa. Het is een kleine luchthaven met slechts één poort. Gelukkig stond een chauffeur van het reisbureau waar wij een jeep gehuurd hadden ons op te wachten. Hij wist niets af van ons gewijzigd vluchtschema en wij waren uren te laat en doodmoe. Zoals voorzien trokken we naar het Sultan Palace Hotel, in het oude Sanaa, Het is een gezellig hotelletje in typische Jemenitische stijl waar veel trekkers overnachten. Het bad is op de gang en het is nogal sober van inrichting. Wij hebben een kleinigheid gegeten en een bad genomen. Na wat rust hebben we een stadswandeling gemaakt ter kennismaking. Sanaa is een prachtige stad ‘s avonds bij maanlicht. Tot laat in de avond is het een drukte van jewelste van handelaars die in hun schaars verlichte winkeltjes alles verkopen. De prachtige lemen huizen zijn feestelijk verlicht door de veelkleurige alabastervensters. Het geeft een gevoel alsof je in een sprookje wandelt. Het best begin je bij de Bab al Yaman (stadspoort) je bezoek aan de soeks. Direct na de poort is het zeer druk op de Suq al Mihl (Zoutmarkt) waar je geen zout maar allerhande aangeboden krijgt. Je loopt door een wirwar van kleine straatjes en steegjes waar de vriendelijke kooplui je vanuit hun kleine winkeltjes allerhande aanbieden. De zakken met stapeltjes kruiden zijn bijzonder kleurig en een foto waard. Voor 50 BEF koop je een grote schep kruidnagels, safraan of mirre. Je kan er overal dzjambias, hoofddoeken voor de mannen en sluiers voor de dames kopen. De ambachtslui zijn gegroepeerd per wijk. Zo heb je de timmerlieden, de koperslagers enz. Op een pleintje merk je af en toe een prachtige moskee en overal de hoge lemen huizen met versierde vensters. Het militair museum, met ingang in Jamal Street aan de zuidkant van Tahrir Square is zeker een bezoek waard. Voor de 30 rials (l2.5 bEF) inkomgeld moet je het niet laten. Je kunt er allerhande oude wapens en kanonnen bewonderen. Al ben je geen wapenliefhebber, het grote aanbod boeit toch wel. Er hangen veel foto’s uit de iman-tijd. Het National Museum, aan de noordzijde van het Tahrirplein is eveneens een bezoek waard omwille van zijn aanbod van archeologische vondsten en materialen uit de tijd van the Queen of Sheba. Hadah Park is zeker een bezoekje waard met zijn vele fruitbomen en weelderig groen, gelegen aan de zuid-westkant van de stad. Niet voor niets is Sanaa beschermd door de Unesco.
Amran is een ommuurde stad midden in de velden, 50 km ten N.W. van Sanaa op de baan naar Sadah. Links gaat een goede weg naar Hajja. Het oude, ommuurde stadsdeel is een bezoek waard. Je gaat er in via een stadspoort. De soek is eveneens een bezoek waard.
Khamir en Huth zijn doorgangsdorpen. Doch overal in Jemen vindt je wel een markt. ln Huth gaat links een weg naar Shihara. Tot aan de parking is de weg geasfalteerd, maar omhoog naar Shihara loopt een barslechte weg die voor waar avontuur garant staat.
Sadah is en prachtstad en de rit erheen zeker waard. Als je ‘s morgens vertrekt uit Sanaa dan kom je er aan in de vooravond. Maak dan onmiddellijk een wandeling op de stadsmuren rondom de oude stad. De goudgele zon verkleurt in een rode hemel die een sprookjesachtige sfeer schept over de velden en het kerkhof buiten de stadsmuren en de witte moskees en de in Zaburstijl opgetrokken lemen huizen met daartussen palmbomen , sinaasappelbomen en groene veldjes en heesters binnen de in feestlicht getooide oude stad. Op de goudgele stadsmuur spelen de kinderen terwijl hun ouders op een vuurtje hun avondeten bereiden. Overal zie je de zon wegkwijnen in allerhande kleurschakeringen die op de prachtige lemen huizen worden geprojecteerd. De ramen en deuren zijn omlijst met gekalkte patronen en de albastervensters pronken met hun bont kleurenpalet. De vogels zoeken kwetterend hun slaapplaats op terwijl Allah alom door luidsprekers van op de minaretten geprezen wordt. Bij de ommuurde burcht met torenhuis van de iman is onze avondwandeling afgerond. We drinken nog een warme lekkere kruidnagelthee en gaan naar ons hotel Rahban. De kamers op de achterzijde geven een prachtig uitzicht op de oude medina’.
Op weg naar Huth bezoeken we nog een typisch dorp in Zaburstijl. We maken foto’s links en rechts terwijl horden kinderen om ons heen lopen en vragen naar een “kelem” (stylo) en of we een “soera” (foto) van hen willen nemen. Soms krijgen ze een snoepje, maar het zijn er teveel. In deze dorpen leven vooral boeren die er wonderwel in slagen hun akkers bewaterd te houden. Hun toilet bevindt zich drie verdiepingen hoog in een erker. Het is beter daar niet onder te lopen. We nemen het middagmaal in Huth. Gekruide soep “met vlees” kost 100 bEF. Ik loop in deze toeristenval. Een normaal volledig maal met vb. kip, rijst, gekookte groenten, brood en water kost 70 bEF en een thee erna 3 BEF. Voor 5 USD koop ik een María-Theresia-thaler, een zilveren munt uit “1780” maar nog in omloop gebracht tot 1960. Mijn vriend koopt nog een tros kleine maar smakelijke bananen voor 10 BEF.
Daarna gaan we met onze 4X4 met chauffeur richting Shihara. Een putloze gloednieuwe geasfalteerde weg slingert zich naar ons doel tot aan een parking. Daar wacht onze qat kauwende chauffeur en moeten wij overstappen op een open Toyota jeep. In kolonne van zes jeeps hobbelen wij bergop richting Shihara. Aanvankelijk is de ongeplaveide weg nog behoorlijk. We rijden door kleine typische dorpjes, meestal gelegen op een bergkam. Tussenin liggen duizendjarige terrassen soms verlaten, soms groen en bewerkt. Het bevloeïngsysteem werkt in heel Jemen tot in de hoogste bergdorpjes. Het lijkt een eindeloze klimpartij en de weg wordt alsmaar slechter. Gelukkig worden we daarvoor vergoed met majestueuze panorama’s uit een wondermooie bergwereld. Als de weg Shihara nadert, krijgen we een steile klimpartij op een weg geplaveid met grote rotsblokken. We houden ons stevig vast aan de jeep die hevig heen en weer slingert. Er staan geen vangrails en vanop de jeep staren wij soms naar duizelingwekkende diepten. Dit heb ik nooit eerder meegemaakt. Eindelijk rijden wij door de ingangspoort het verstrekte, op een top gelegen dorp binnen op een hoogte van 2.600 meter. De huizen zijn in lokale steen en zonder mortel opgetrokken. In het dorp liggen enkele wateropvangreservoirs (cisternes) waaruit de gesluierde vrouwen putten onder luid gepraat en gegiechel (om ons?). Terwijl we het prachtig uitzicht op de omringende bergen bewonderen, wandelen we naar het oude brugje uit de 17° eeuw, over een 300 meter diepe ravijn, die de beide dorpsdelen verbindt. We verblijven er in funduq Francesca en krijgen er een goed avondmaal met een soort honingtaart als dessert. Er komt een groep Franse toeristen aan en we verbroederen met de leider op de kussens en tapijten. Op deze hoogte kan het ‘s nachts koud zijn en een extra trui tijdens het slapen is geen luxe. Wij zeggen goedenacht aan onze veeltalige, vooral italiaans sprekende, jonge gastdame, Francesca, die even haar sluier oplichtte (zonde). We dromen allen van haar. Vanuit Shihara rijden we naar beneden via de bergdorpjes tot aan de parking. Abdelkader, onze Engelssprekende chauffeur wacht ons reeds op. We zijn blij dat we na de hobbelige weg terug in onze vertrouwde jeep zitten en op een geasfalteerde weg zonder gaten. In Huth stoppen we en ik nuttig voor 10 BEF twee broodjes, een gekookt ei en een tee. In Amran nemen we het middagmaal een vleesstoofpotje groenten, brood, flesje water en koffie voor 120 BEF.
ln Kuhlan bezoeken we weerom eens een huis van de iman, die in iedere strategische plaats een optrekje had. Het is een prachtig dorp op een bergkam gelegen. We wandelen wat rond in het dorp met zijn mooie huizen, zijn smalle straatjes waar kinderen en ezels je voor de voeten lopen terwijl de handelaars in de kleine winkeltjes hun waren aanbieden. Voor we er erg in hebben loopt er reeds een gids mee die ons het huis van de iman wil tonen. Rechts op een top bevindt zich een citadel, een kazerne die we niet mogen fotograferen. We stijgen links langs een smal ommuurd pad met een diepe afgrond een bergkam op waar we een vervallen huis van de iman bezoeken waar we vanop het dak een prachtig uitzicht hebben. Kulilan ligt even bezijden de weg Amran-Hajja en is een typisch jemenitisch bergdorp, een bezoek waard.
We bereiken Hajja rond de avond. Het geplande Hajja Tourist hotel is bezet door Chinese wegenwerkers zodat we verplicht zijn het Ghamdan Hotel te nemen. De eigenaar, een norse op Saddam Hoessein lijkende man, is zeer onvriendelijk en rekent ons zowat het dubbel tarief aan van wat er in de Lonely Planet 1996 staat vermeld. Wij tonen hem de prijzen in onze gids maar de man is onvermurwbaar en onbeschoft. Het Ghamdan Hotel is af te raden. We wandelen nog wat het stadje in en nemen een avondmaal voor 250 rials (62 bef) op een terrasje. Helaas zonder wijn of een fris biertje. Alcoholvrij bier kost zowat 40-60 bef. ‘s Morgens nemen we op hetzelfde terrasje een ontbijt : brood, omelet met tomaat en thee voor 35 bef. Daarna wandelen we wat rond in het stadje. We zien nog een echte stadswaag. Overal ligt bergen vuil op de straten en plasticverpakkingen zijn een plaag, Hajja is geen toeristische bestemming en we zijn dan ook vlug uitgekeken omdat het ons “te modern” is, dus teveel verbouwingen en te weinig typische jemenitische huizen.
Vandaag verlaten we de bergstreek en rijden door de Tihama naar Hodeidah. Het is donderdag en we stoppen voor de wekelijkse markt in Al Quawanis. Allerhande koopwaren worden aangeboden en enkel het observeren van de mensen in hun lokale klederdracht is al boeiend. We nemen enkele foto’s nadat we dit aan de betrokkenen hebben gevraagd. Soms maakt men bedreigende gebaren bij het zien aanstalten maken van een foto. De taferelen op de veemarkt zijn fotogeniek. De behandeling van de dieren is zeker niet geschikt voor de ogen van Gaia.
Reeds omstreeks de middag komen we aan in Hodeidah. Het is de derde stad van het land en er is weinig te zien voor toeristen. Enkel rond het Volkspark kan men een wandeling maken en daarna de vismarkt bezoeken. Maar we wensen hier te overnachten omdat we morgen, vrijdag, de beroemde markt van Bayt al Faqih willen bezoeken. In november is het niet broeiend heet omdat het dan “winter” is. We lunchen in het Al Khayma restaurant, noordelijk van het park. We nemen driemaal kingfish, rijst, frietjes en water voor samen 1250 rials (320 bef). De vis is zeer lekker en dat kan ook niet anders met de visrijke Rode Zee en de vishaven vlakbij. Bij Teleyemen kopen we een telekaart voor 300 rials (75 bef), waarmee we ongeveer één minuut naar België kunnen bellen. Alles is ok, maar het vriest en sneeuwt er terwijl wij erbij lopen in T-shirt aan 25-30° C. We lopen nog wat rond in het oude centrum en nemen het avondmaal in Al-Andlus voor 135 bef/3 personen : goed en goedkoop – er zitten nog toeristen. We wandelen langs de zee terug naar het nieuwe hotel Al Khormish. Het zand waait fors op langs het troosteloze strand naar het hotel. ’s Morgens vroeg is het reeds druk op het strand. De vissersboten komen overladen terug in de schuin overliggende vissershaven. Wij gaan ook een kijkje nemen en wriemelen ons tussen kopers en verkopers. Het aanbod is overweldigend : kleine haaien, veel grote vissen zoals kingfish maar ook veel kleinere lekker uitziende exemplaren. We nemen enkele foto’s van deze overvloed en de bonte mensenmassa.
Bayt Al-Faqih is de grootste wekelijkse markt in Jemen en dat wilden we niet missen. De stad ligt in het centrum van de Tihama-kustvlakte en is daardoor uitgegroeid tot de bekendste weekmarkt van vnl. landbouwproducten in de regio. Je kunt er gemakkelijk enkele uren rondlopen in de wirwar van steegjes en marktgangen, er zijn honderden, misschien wel duizend marktkramers. De vrouwen zijn er meestal niet gesluierd en de Tihama-kledij met de typische hoed is zeer kleurrijk. Het is een uitzondering op de rest van Jemen waar de vrouwen eentonig van top tot teen zwart zijn gekleed met enkel de ogen zichtbaar. De mentaliteit neigt naar Afrika.
Tihama is de naam van de kustvlakte. Bevloeïng is alomtegenwoordig en er is veel groen. Hier en daar ligt een dorp op enige afstand van de goed onderhouden asfaltweg naar Mafraq en verder naar Mokka of Taiz. De koffieteelt heeft er plaatsgemaakt voor gierst, veevoeder en groenten. Ik heb nergens koffiestruiken gezien in het land van waar de koffie herkomstig is : de aanplant is zeldzaam geworden en is vervangen door de lucratieve teelt van qat, groene blaadjes met verdovende werking die de mannen in de namiddag kauwen totdat hun wangen er bol van staan. Het is duur, een statussymbool en het is niet economisch. We stoppen in een typisch dorp : overal donkerkleurige tot zwarte mensen meestal afstammelingen van ingeweken Ethiopiërs, Somaliërs, enz. De woningen zijn rieten hutten met leem besmeerd, typisch Afrika. Achter de hutten liggen veekralen en gedroogde mest wordt verbrand. Het landschap is niet overweldigend.
Zabid ligt 37 km zuidelijker en is een zeer oude stad met lemen huizen. In 820 werd hier allicht de eerste universiteit ter wereld gebouwd en enkele jaren later werd hier algebra uitgevonden en werden andere wetenschappen onderwezen in deze hoogstaande cultuur van de Abbasyden. De citadel is zeker een bezoek waard : je kunt er eerst omheen lopen en enkele mooie foto’s nemen. Op het dak van het Nasr paleis heb je een mooi uitzicht over het stadje en de vlakte. Er ligt een groen park binnen de muren waar je tussen de palmbomen een prachtig zicht hebt op de Iskandermoskee. Een gids toont je de moskee tot aan de gebedszaal met zijn prachtige koepel. Op de parking buiten de citadel drinken we nog een cardamontee op een terras onder de schaduw van de bomen.
We rijden door tot Hays. We twijfelen of we zouden doorrijden via Al Khawkah naar Mokka. Onze Lonely Planet vermeldt niet veel bijzonders over de vergane glorie van Mokka, zodat we doorrijden via Mafraq naar Taiz. We missen echter de 63 km lange kustlijn tussen Al Khawkah en Mokka die prachtig met palmbomen is omlijnd met hier en daar een strand. Het is maar 45 km verder en allicht 2 uren langer rijden. Niet ver van Mafraq staan langs de eenzame weg plotseling enkele mannen met bierblikjes te zwaaien. Onze chauffeur vertelt ons dat we echt bier kunnen kopen. Djibouti is niet veraf en er wordt van daaruit veel gesmokkeld. Voor 250 rials krijgen we een fris biertje en voor 1200 rials (300 bef) een fles goede schotse whisky.
Taiz is de tweede stad van Jemen maar oogt jemenitischer dan Hodeidah. We nemen een kamer in het Yemen Tourism Hotel in Osivra Street, een aanrader. Een heel vriendelijke staf en propere kamers waar alles werkt. Voor 2035 rials (500 bef) krijg ik een tweepersoonskamer met zicht op het oude stadsgedeelte en met badkamer, airco en tv. De soek van Taiz, aan de Bab-al-Kabir, is niet heel groot maar zeker de moeite waard. Er is een groot aanbod van zilverwerk en juwelen aan redelijke prijzen. Ik koop een schep kruidnagels en safraan voor 25 bef. En even verderop nog een Arabische hoofddoek voor 75 bef. Het ombinden van dit doek is niet zo eenvoudig maar hij zou mij later goed van pas komen in de woestijn. Een toeristendzjambia (kromdolk) kost na veel afbieden nog 300 bef . Een zilveren Maria-Theresia thaler uit “1780” maar uitgegeven tot 1960 kost tien USD, de helft teveel zou later blijken. Dit muntstuk heeft niet zo`n hoge verzamelwaarde. Er worden veel kettingen van zilver met of zonder edelstenen verkocht, wel afbieden, We bezoeken nog de prachtige Ashrafyja moskee met een gids. Het National Museum in het oude paleis van de iman toont nog alle voorwerpen zoals ze zijn achtergelaten bij de dood van de iman in 1962. Het is een allegaartje van wapens en ontvangen cadeautjes enz. We rijden op de berg Sabir langs een bochtige en slechte weg. Bijna aan de top zien we een bijna afgewerkt luxehotel zoals we nog niet hebben gezien in Jemen. Het uitzicht over Taiz is zeer de moeite.
Via het prachtig groene Suq adh-Dhabab rijden we naar Yafrus waar we een 500 jaar oude moskee bezoeken. De moskee met de minaret is prachtig gelegen in een typisch dorp met weinig moderne invloed. Een aquaduct voert het water door de groene tuintjes tot in de moskee. De volwassenen zwaaien je vriendelijk goeiedag terwijl de kinderen je in horden volgen zonder agressief te zíjn.
Met de jeep rijden we terug naar Taiz waar we lunchen. Daarna bezoeken we Al Janad en zijn moskee. Ten opzichte van de schitterende moskee van Yafrus viel deze moskee wat tegen. Een gids heeft ons rondgeleid. Meer dan de oudste moskee van Jemen is er niet te zien. We rijden verder via een prachtig groene vallei en hogerop een terrassenlandschap en de Sayanipas op 2400 m hoogte naar onze volgende bestemming.
Jiblah, ietwat bezijden de weg naar lbb, is het ommetje waard. We bezoeken de prachtig witgekalkte Queen Arwa moskee die ons zeer bevalt. In het erbij gelegen koranschooltje dreunen de leerlingen hun lesje op, anderen spelen op het binnenplein en in de smalle straatjes. Dit is het Arabië zoals uit onze dromen.
In Ibb blijven wij overnachten. De stad spreekt ons niet zozeer aan. Het oude stadsgedeelte is nog goed bewaard maar meer dan een flitsbezoek is het ons niet waard. We nemen een avondmaal voor 165 bef voor 3 personen.
Na het ontbijt rijden we via de indrukwekkende 2.800 m. hoge Sumara-pas en Yarim richting Hammam Damt. Het dorp stelt niet zoveel voor, er zijn wat wegrestaurants en winkeltjes. We zitten op de weg van Sanaa naar Aden. Links van de weg ligt een vulkaankegel die je gratis kan beklimmen via een aangelegde trap. Bovenop de krater kun je bijna rondwandelen en zie je in de diepte het groene water van het kratermeer.
Na een fotostop voor het fort in Ar-Radmah rijden we via Yarim, Dharnar en Rada naar Al Bayda. Tussen Rada en Al Bayda bevindt zich een eenzame droge streek bezaaid met grote rotsblokken waartussen enkele struiken staan. Het is bijna donker als we in Al Bayda aankomen. Het is zeker geen toeristenplaats en men is hier geen buitenlanders gewoon. Er staat bij het binnenkomen een nieuw en proper hotel (Al Yangor) maar het is nog in afwerking. Veel keuze is er niet en we nemen onze intrek in Al Wahdah voor 800 rials per single room. We lopen nog wat rond op de verlichte soek en in de hoofdstraat. We nemen ons avondmaal voor 140 rials (35 BEF) ieder. Vanaf ‘s morgens 5 uur kunnen we niet meer slapen van het lawaai van op een nabijgelegen minaret, en nog een en nog een om het luidst en onophoudelijk alsof het om een wedstrijd gaat.
Met genoegen verlaten we deze doorgangsplaats die ons niet beviel. Op naar Mukallah, een rit van 51 km. Na Mukallah dalen we van het hoogplateau naar de vlakte via enkele haarspeldbochten en prachtige bergpanorama’s. We zijn nu in het vroegere Zuid-Jemen dat lang het Brits protectoraat Aden was en zich later herenigde met de republiek Jemen. Het land is dun bevolkt maar het landschap is daarom niet minder mooi. Bij Lawdar stoppen we aan een oliemolen. We kunnen het niet laten enkele foto’s te nemen van een klein meisje die fier en in een soort “plechtig communiejurkje” op de ballast zit van een rad die door een kameel in eindeloze rondjes wordt voortbewogen onder een rieten afdak Het kind krijgt een snoepje en een stylo en de vader een sigaret. We worden vriendelijk nagewuifd.
Na 192 km naderen we Haban. Het landschap is prachtig en doet ons denken aan het Yellowstone N.P. in de USA. Het fraaie lemenhuizendorp met de dadelpalmen en groene akkers ertussen straalt een bijbelse sfeer uit en lijkt ons een geschikt decor voor een film. Bij een wegrestaurant nemen wij voor 5 BEF drie thee terwijl we van het vredige landschap genieten. Dit dorp maakt op mij een bijzondere indruk.
Bij Azan doorwaden wij de Wadi Mayfa. De ruïnes van Naqb al Hajar bezoeken wij niet. Maar bij Bir Ali stoppen wij bij de vulkaanrots waarop het oude Qana is gelegen. Vanuit Qana vertrok de beroemde wierrookroute. Boven op de glibberige rots liggen de opgravingen van waar veel voorwerpen te zien zijn in het National Museum in Sanaa. We bevinden ons aan de hemelsblauwe Indische Oceaan en er ligt een schitterend rood zandstrand aan de voet van de rots. Er wordt gezwommen of koraal en prachtige schelpen gezocht. Vele toeristen slapen hier een nachtje in een tent op het strand wat zeker een belevenis moet zijn. In de ganse omgeving van Bir Ali zie je veel lavastenen en dito kust. Tussen Bir Ali en Mukalla bevindt zich een troosteloos woestijnlandschap. Net voor Mukalla bevinden zich enkele kalksteenovens met grote hopen houtskool ervoor. We nemen een kijkje bij deze imposante in leem opgetrokken hoge ovens waaromheen zich bijna een dorp van stokers heeft gevestigd. Mukalla, de witte havenstad in een brede baai, ademt een sfeer uit van zowel Jemen, Arabië als van Indië. Bijna alle gebouwen zijn witgekalkt in het oude stadscentrum waar zich ook de prachtig witte Ar-Rawda moskee bevindt. Mukalla is een havenstad en heeft een vissershaven. Dus kiezen wij voor het avondmaal in een restaurant een verse vis uit van wel drie kilo voor 200 rials (50 BEF). De tafel wordt gedekt met wat krantenpapier en al vlug wordt ons ieder een fles water en enkele 50 cm-diameter pannenkoekenbroden aangeboden. Wat later wordt ons de vis opgediend die helemaal verkoold wordt opgediend. Dit heeft geen zicht maar nadat wij kop, staart en buitenste vel hebben verwijderd genieten wij van een smakelijk pikant gekruide lekkere vis voor drie personen voor 60 BEF ! Het propere Al-Maseela Hotel kost 4000 rials (1000 bef) voor een triple met bad en is een aanrader.
De eerste 200 km op weg naar Seyun stellen niet veel voor. Maar daarna wordt het mooier, typische lemen huizen in Hadramautstijl met in ieder dorp ergens wel een fort toen de wierrookroute nog moest worden beschermd. Er liggen groene bevloeide akkers omrand met palmbomen en in de verte langs beide kanten van de vallei bemerk je de tafelbergen die de vallei beschutten. Deze cañon doet ons steeds terug denken aan het Grand Cañon N.P. in de USA, maar het is bescheidener. Hadramaut heeft prachtige, typische landschappen die bijblijven.
Shibam is meteen een schot in de roos als we het naderen. Links ligt de oude stad en rechts de nieuwe stad of althans wat buiten de stadsmuren is bijgebouwd. Ertussen ligt een strook van enkele honderden meter zand en palmbomen. Shibam is door de Unesco beschermd en terecht. Het is in de late namiddag als we het schitterende Shibam in zicht krijgen en er hangt een roze vaal zonlicht over de oude stad : sprookjesachtig. We lopen door de ingangspoort en bewonderen er de hoge vijf tot zes verdiepingen tellende lemen woningen in typische Hadramautstijl in een wirwar van steegjes en pleintjes. De huizen zijn zeer oud gezien het lang de hoofdstad van Hadramaut was. Alles wat je rondom je heen ziet is minstens vijfhonderd jaar oud en niets is sedertdien veranderd. De architecuur van deze in bruine kleisteen opgetrokken gebouwen is uniek. In het “nieuwe” stadsdeel, aan de overkant klauter ik op een hogere rots om een foto te nemen van de rechthoekige oude stad, het “Manhattan van de woestijn” die nu getooid ligt in de roze schijn bij ondergaande zon. Een panorama zoals op vele zichtkaarten en posters die je nooit vergeet!
We rijden nog even door tot Seyun waar we in het prachtig Tower Hotel logeren voor 290 bef single met bad. In de tuin ligt een verzorgd zwembad met tuinstoelen. We besluiten er een paar dagen te blijven om wat op rust te komen. Seyun is de grootste stad in Hadramaut en buiten het oude stadsgedeelte is er veel uitbreiding. Seyun wordt “de stad van een miljoen palmbomen” genoemd. Het zijn er wel wat minder! Het majestueuze paleis van de sultan kun je voor 30 rials (7.5 BEF) bezoeken. Er is een museum en vanop een balkon overzie je de hele stad. Er is een indrukwekkende grot en een wit paleis.
ln Tarim heb ik enkel de indrukwekkende Al-Muhdar moskee met een hoge vierkante minaret van 50 meter bezocht. Als niet-moslim mag je er niet binnen, zo staat het op een bordje. Het stadje vond ik niet zoveel bijzonders. Misschien was dat omdat we al zoveel prachtige zaken hadden gezien en het in herhaling viel.
De halve daguitstap naar Al Hajarayn was prachtig en zeker de moeite waard. Het geeft een indruk van het typische landschap in Hadramaut: tafelbergen links en rechts en daartussen wadi’s en soms een typisch verloren dorpje. In de prachtige wadi Doan ligt het dorp Al Hajarayn op de zijflank van de cañon. Als je door de smalle straatjes naar het hoogste punt wandelt, krijg je een schitterende blik op de vallei. Maar het dorp is ook fotogeniek vanuit de vallei. De secundaire weg erheen en terug is een hobbelige zandpiste. Er is hier al minder groen dan in Shibam maar het landschap loont de moeite.
We vertrekken heel vroeg vandaag want in Al Qatn trekken we de Grote Arabische Woestijn, de Rub al Khali in naar Marib. In A1 Qatn kopen we nog wat proviand en drinken voor de zes uur durende tocht. Een jeep met bedoeïnen gidst ons voor 300 USD, een schande en afpersing van de toeristen. Maar je kunt niet zonder en de prijs is voor iedereen hetzelfde. Direct na Al Qatn strekt zich een groene vallei uit met struiken acacia’s en tamarindebomen omgeven met tafelbergen. Na 50 km is het al wat minder groen en geleidelijk aan komen we in de volle woestijn. Er ligt geen weg, enkel vage sporen van onze voorgangers. Midden in de woestijn komen we aan een zwaarbewapende controlepost van het leger met kanonnen. Wij ontmoeten bijna niemand, enkel een Franse groep toeristen halfweg. De woestijn is desolaat, hier en daar een kudde kamelen tussen de schaarse pollen verdord gras. De rotsformaties zijn mooi en grillig. Plots zien wij in de verte de vlammen van affakkelende gassen van een olieveld: het is het olieveld in Safir van de Amerikaanse Hunt Oil Company. Het duurt nog wel een half uur voor we omheen de omheining ervan rijden en op de asfaltweg staan. Onze chauffeur heeft zo’n honger dat hij onze met zand besmeurde broodjes, die wij weggooien, opeet.
Wij rijden richting Marib. Na een halfuur rijden komen we aan in Marib, eens de hoofdstad van het beroemde koninkrijk van Sheba. Het had een hoge graad van cultuur en men bouwde reeds in de 8° eeuw voor J.C. indrukwekkende stuwdammen en sluizen teneinde een dorre vlakte om te toveren in vruchtbare akkers. Archeologen vinden hier hun gading en wij bewonderen het eveneens. Komende uit de woestijn ziet men eerst de Zonnetempel, waarvan nog slechts vijf zuilen rechtstaan. Vermoedelijk zijn alle stenen van de tempel weggenomen voor het bouwen van huizen in de stad. Voor een fooi poseren kinderen graag terwijl ze de zuilen opkruipen. Verder is er niets meer te zien van deze omheinde site. De Maantempel, is eveneens omheind met draad en de toegangspoort was gesloten. Enkel een foto door de omheining was mogelijk. Veel indrukwekkender is de Oude Dam en de muren van de sluizen en het stuwmeer. Dit moet een gigantisch werk zijn geweest in deze lang vervlogen tijden. Sommige stenen hebben sabeïsche inscripties. We bezoeken ook nog het oude Marib, 10 km van de nieuwe stad gelegen. Het ligt op een kleine heuvel en is bijna onbewoond: veel huizen zijn gebombardeerd tijdens de burgeroorlog. Je hebt er wel een uitzicht op de Wadi Dhana met water die een paar honderd meter verder voorbij stroomt. Er worden nogal wat sinaasappelen gekweekt in de regio. Soms zie je als deurportaal in de oude lemen huizen nog stenen met sabeïsche opschriften. Tenslotte bezoeken we nog de nieuwe dam met een groot waterspaarbekken waar landbouwgronden op eigenaars wachten. Een eersteklashotel rekent 50 USD per kamer en we besluiten in het Al Yanatayn te overnachten voor 2000 rials (500 BEF) single, zonder ontbijt. er is een zwemkom zonder water maar de kamers zijn ok. We maken nog een avondwandeling in Marib. Het is een ruige stad en iedereen, zelfs jonge knapen van 12 jaar, lopen er zwaarbewapend bij met kromdolk en kalasjnikof of ander op scherp staand schiettuig, zelfs automatische wapens. Als je in Jemen geen wapen draagt ben je geen man. Op straat kun je zomaar schietklare wapens, kogels en onderdelen kopen. Het wordt ons allemaal spontaan aangeboden. Als we teruggaan naar ons hotel komt onze chauffeur ons tegemoet zeggende dat het s’ avonds onveilig is om op straat te lopen. Dat gevoel hadden wij reeds eerder.
We besluiten niet naar Baraquish te gaan. De provincie Al Jawf zou niet veilig zijn: er werden reeds overvallen gedaan op toeristen. Spoedig na de weg naar Baraquish slingert de weg naar Sanaa zich de bergen in en komen we op de 2200 meter hoge pas Naqil al Fardah met weids zicht over de vlakte. Iets verder op de 2300 meter Naqil al Ghaylan hebben camions de grootste moeite om zich omhoog te wurmen. Rond de middag komen we aan in Sanaa en nemen voor 850 rials (220 BEF) een dubbele kamer met douche en wc in het Al Khokha hotel: centraal gelegen, goedkoop en ok voor Sanaa. Na het wisselen aan de Bab al Yaman, waar ik voor 50 USD 5250 rials in plaats van 6350 ontving, gaan we de soek in. Sanaa heeft een kleurrijke soek in een wirwar van steegjes en straatjes met hoge typische huizen waar je alles kunt kopen.
Het is zondagvoormiddag en dus marktdag in Ar Rawdah. Er is een levendige veemarkt van geiten, schapen, ezels en kippen. In het voormalige mooie huis van de iman in Sanaastijl is thans een administratief door militairen bewaakt centrum. Bij navraag mag ik een foto nemen. In een halve-daguitstap vanuit Sanaa kan men de groene vallei van Wadi Dhar bezoeken. Vanop een heuveltop heeft men een mooi uitzicht op de ommuurde tuinen met fruit en de graanakkers van deze vruchtbare bevloeide vallei en zijn typische dorpen. Het Dar al Hajar of Rotspaleis van de iman is een absolute must voor iedere Jemenreiziger en het is het visitekaartje van Jemen, afgebeeld op vele posters of op de cover van een of andere gids. Van beneden gezien is het een indrukwekkend paleis op een ongenaakbare overhangende rots gebouwd. Het is opgetrokken in Sanaastijl, bruine modderstenen met albastervensters versierd met kalkmotieven. Er zijn echter bouwwerkzaamheden bezig aan dit juweeltje en we kunnen niet weerstaan er door het dorp in een brede cirkel omheen te lopen teneinde het van alle zijden te kunnen bewonderen.
Bayt Baws is een verlaten rotsdorp in de omgeving van Sanaa. Er wonen nog welgeteld twee families in het rustig dorpje. Onze chauffeur stopt bij de diepe afgrond vanwaar wij in de verte Sanaa zien liggen. In het nieuwe dorp beneden is er een bruiloft. Er wordt veel in de lucht geschoten en ik ben er niet gerust in en vrees voor een verdwaalde kogel. Een lange stoet beweegt zich in onze richting en we verlaten de rotswand en gaan via een wadi op een ezelpad door de smalle houten dorpspoort het aloude dorp binnen. Er zijn geen kinderen of andere toeristen en we kunnen rustig rondkijken in dit authentiek museumdorp.
Vandaag vertrekken we voor een tweedaagse trip : Thula, Shibam, Kawkaban, At Tawilah, Manakha, Sanaa. In de omgeving van Thula bemerken wij de eeuwenoude terrassen op de heuvels waar meestal qat wordt verbouwd. Zoals steeds staat een fort op een heuvel om de stad te beschermen tegen de vijand. Thula , een ommuurd dorp met typische hoge stenen huizen is zeer proper en een echte aanrader.
Shibam is vuil en niet mooi zodat we er niet lang blijven. Shibam in Hadrarnaut is veel mooier.
Kawkaban ligt hoog op een rotsplateau en is schitterend gelegen zowel van onder als van bovenaf van de 350 meter hoge rots over Shibam en de omringende vlakte. In het Kawkaban Hotel, gebouwd in typische jemenitische stijl, nemen we voor 100 BEF een goed middagmaal. Voor hetzelfde bedrag koop ik een ketting in koraal. `
At Tawilah is en stop waard en is een typisch bergdorp in aloude stijl. Op weg naar Al Mahweet bewonderen we een prachtig berglandschap met veel groene dalen en dorpen ertussenin. Nergens zie je moderne gebouwen in deze vredige jemenitische dorpen. Het witte bergdorp is zeker een wandeling waard, wat we ook doen, Als we ‘s avonds op het dakterras van het Al Mahweet Hotel zitten te genieten van de invallende duisternis met al zijn kleurschakeringen en het volle maanlicht erna bemerken we pas hoe mooi zo een typisch bergdorp wel kan zijn. Een exotisch tafereel uit “Arabian nights”.
Vandaag is onze laatste dag met de jeep en we zijn op weg naar Manakha en Sanaa. Na het Al Mahweet hotel komen we terecht op een tweederangsweg tot aan Khamis Bani Sad. We rijden dus op een slechte ongeasfalteerde weg maar door een prachtig bergland. Een lange tijd rijden we in echte safaristijl door een wadi waar steeds meer water in vloeit. Links en rechts liggen groene velden of staan bananenbomen en soms is de wadi met riet begroeid. De kleine bananen zijn een lekkernij.
In Manakha stopt onze chauffeur aan het Altwafiq Hotel. We eten gemeenschappelijk in de mafraj, het onbemeubeld salon met kussens rondom. Een orkestje speelt wat muziek en enkele mannen beginnen te dansen op de tapijten. Bij afrekening bemerken wij dat het een toeristenval is en we betalen teveel naar onze mening. Maar wat is veel in zo’n goedkoop land? Aan het dorp vinden we niets bijzonders en we rijden verder door een terrassenlandschap met veel dorpjes naar Sanaa. Bij het chinees paviljoen, ter nagedachtenis van de omgekomen Chinese wegarbeiders, aanschouwen wij vanop de heuvel het unieke Sanaa.
In Sanaa nemen we terug onze intrek in Hotel Al Akhwa. Een uitstekend avondmaal nemen we in restaurant A1 Sham, bij de vriendelijke Syriër, op Zubairy Street naast de Arab Bank. We nemen afscheid van Abdelkader, onze bescheiden vriendelijke Engelssprekende chauffeur van het agentschap AL MAMOON. Na drie weken krijgt hij een royale fooi. Van het agentschap zijn we zeer tevreden en kunnen iedereen van harte aanraden contakt op te nemen met de correkte zaakvoerder, Mr. Osman Al-Amin op P.O.B. 3072 in Sanaa of op fax nr. 00-967-l,-240984
Het is een goed idee om een ontbijt te nemen bij Alhamati Sweets op Zubairy Street . Voor twee lekkere croissants en en thee betaal je slechts 8 BEF en er is keuze uit vele lekkere taartjes uit de patisserie die je in een zaaltje kunt opeten. Er is zelfs frans brood. We bezoeken nog het militair museum, boordevol met allerhande wapens dat een bezoek zeker waard is. Voor het zelfde bedrag bezoeken wij het nationaal museum waar allerhande oudheidkundige voorwerpen tentoongesteld zijn, van de Sabeërs tot de iman. Beide musea zijn de moeite waard. Aan het Tourist Ofñce is een souveniershop gekoppeld. Wij kopen er enkele zichtkaartjes en een toeristenkaart van Jemen voor 50 BEF. In de soek kun je goedkoop kruidnagels , safraan en andere kruiden kopen. Een farde goede Jemenitische sigaretten (Kamaran) kosten nog geen 200 BEF Een zeer goed visrestaurant ligt op Al Hamadani street, tegenover het al-Komaim Center (tel. 266375)
BESLUIT
Jemen is een zeer mooi en afwisselend land die ik iedereen aanraad te bezoeken. Overal bemerk je de typische bouwstijl. Het is allicht het meest typisch Arabische land waar bovendien nog weinig aan is gemoderniseerd. Maar daaraan komt verandering : de infrastructuur wordt vlug verbeterd ; de hoofdwegen zijn in perfecte staat. Het is nog een goedkoop land met een vriendelijke en eerlijke bevolking. Het is er veilig, niettegenstaande de meeste mannen gewapend zijn. Diefstal is bijna onbestaande. Het is ideaal reizen in een gehuurde jeep en in drie weken kun je ruimschoots alles zien. Veel reisgenot.
Informatie
https://www.unchartedbackpacker.com/category/the-middle-east/yemen/
http://www.traveladventures.org/continents/asia/yemen.html
https://www.joaoleitao.com/travel/yemen/
https://onestep4ward.com/category/middle-east/yemen/
https://www.unusualtraveler.com/category/destinations/middle-east/yemen/
https://www.svenlucaworld.com/nl/reisebericht-socotra/
https://www.globespots.com/country/yemen/
https://www.youtube.com/watch?v=t658D5KsjgU
Erik Trenson
0499/19 53 54